Heinst H. Oosterveld

Heinst H. Oosterveld

De Heijnst

illustratie: Mila Prokupkova, 2000

 

 

Een kajuitschouw gebouwd door

P. Hartog omstreeks 1935

Gegevens, onderhoudsaanwijzingen, zeilervaringen, zeil- en vaartips.

  Scheepsgegevens

Naam: Heijnst

Bouwjaar: 1935 (omstreeks)

Werf: P. Hartog, Buiksloot

Afmetingen: 7,35 x 2,85 x 0,50 meter

Masthoogte: max 9,20m , min 1,55m

Zeiloppervlak: 24,9 m2 (grootzeil ongeveer 16 en fok 8,9m, 2 gemeten zonder spanning op lijken)

Zwaarden: 200 x 60 cm, vorm zit tussen binnenzwaard en zeezwaard in.

Motor: Yanmar GMI0, 9 Pk diesel met 50 liter RVS brandstoftank (Schroef iets aan de grote kant, motor komt niet aan maximum toerental. Verkleinen van de spoed zou dit oplossen, maar eigenlijk voldoet het ook zo. Het schip komt op rompsnelheid, alleen tegen wind en stroom zou er iets meer in zitten, meestal beperkt de golfslag dan toch het toerental. Kosten: ongeveer€ 50,-) Scatra homokinetische koppeling met stuwdruklager: géén trillingen! Een handel bediening, Vetus toeren- en urenteller. +/- 1000 draaiuren. Grof filter/waterafscheider+ standaard Yanmar fijnfilter in brandstofleiding. Wierfilter in koelwateraanvoer, RVS geluidsdemper in uitlaat.

Ankers: 10 kg Stokanker met 30 meter 6mm. ketting, 5 kg Stokanker met 5 meter kettingvoorloop + 20m lijn, ankergewicht.

Inventaris: Kompas ,navigatieverlichting, vaarboom, fraaie pikhaak (beide door schaalverdeling als slagaard te gebruiken), dekschrobber, sjorlieren, landvasten, twee grote fenders plus één kleine (peervormig) en twee kleine touwfenders, meerpennen, vlaggenstok met vlag, loopplank (tevens voor afmeren langs damwanden). Accu : 12volt 80 Amp. met accuconditimeter op schakelpaneel, kajuitverlichting etc.

Slaapplaatsen: 2 persoons in vooronder (gezellig smal en laag) en 2 x 1 in kajuit

Kombuis: BB – Tweepitsgastoestel en 4 kilo Campinggastank + reservetank (in kuip), gasleiding van koper met extra afsluit kraan, opbergkastje. SB – wasbak met er boven een 50 liter watertank met koperen kraan, kastje met accu en ruimte voor flessen, afwasbak etc.

Géén toilet, in de praktijk werkt de puts of “billen overboord” prima, in havens gebruik je de aanwezige voorzieningen . Vanaf volgend jaar is een vuilwatertank verplicht en krijgt elk kleiner schip een groot probleem! Uiteraard is inbouw van (chemisch?)toilet mogelijk.

Geschiedenis van het schip

Laatst bekende naam: Schollevaer, verdere geschiedenis niet te achterhalen

Voorlaatste eigenaar: Ad Kuiper te Oosterbeek, verkocht in 1980. Ad heeft het schip uitgebreid gerestaureerd en van een nieuw tuig voorzien in 1976 . Toen is ook de romp gepolyesterd. Het schip had een Vire 5 pk tweetakt inbouw motor. Handstart, fors verbruik en weinig betrouwbaar, maar wel heel klein en weinig gewicht.

Huidige eigenaar       : H . Oosterveld te Oudemirdum .

Inleiding

ik heb met de Heijnst vanaf het begin -1980- tijdens de zomervakanties op de Wadden gevaren, de weekenden en kortere vakanties in Friesland of het IJsselmeer. De uitrusting is daar dan ook op aangepast . We hebben het schip in 1995 flink onder handen gehad in verband met een acht weken lange tocht naar de Oostzee. Er is een nieuwe Yanmar diesel met rvs-tank en goede trillingdemping (Scatra homokineet) ingebouwd. Ook zijn elektrische lenspompen aangebracht (één weigert momenteel af en toe), de kajuitwand is weer waterdicht gemaakt door infreesen van latten en de bekleding van het kajuitdak is vernieuwd. Schreur in Giethoorn heeft een nieuw roer voor het schip gemaakt, ook veel lijst werk is vernieuwd en er is ook een tweepersoonskooi aangebracht in het vooronder en veel aan navigatie uitrusting en veiligheid verbeterd.

Karakteristiek van het schip:

Gebouwd omstreeks 1935 door P. Hartog uit Buiksloot. Deze scheepsbouwer heeft aanvankelijk scheepjes gebouwd voor de vissers rond Durgerdam.

De zuidelijke kom van de Zuiderzee was een redelijk beschut, erg ondiep vaarwater met slechts een gering tijverschil, maar een lastige, korte golfslag. Bij harde noordelijke winden kon het daar wel spoken… door opwaaiing een flink stuk dieper, lagerwal en door de ondiepten ook een verraderlijk water. Ik denk dat daar ook zijn keuze voor een tussenvorm van zee- en binnenzwaard is voortgekomen. Ook moesten zijn schepen licht maar toch héél stevig zijn, ze zullen vaak met het zwaard de grond geraakt hebben, een zwaar schip struikelt er dan over of breekt het zwaard.

De afsluitdijk heeft een einde gemaakt aan de vraag naar vissersschepen, Hartog stapte over op de bouw van kajuitschouwen. Twee keer heeft hij nog een model van zijn vissermannen gebouwd, nu mét kajuit: de Christina en de Schollevaer. Ik heb de Christina één keer gezien, heb verder niets over dit schip kunnen achterhalen.

De Schollevaer ( Aalscholver) heb ik in 1980 omgedoopt tot de Heijnst, oud-hollands voor hengst. Dit omdat een vriend ook een schip heeft dat Schollevaer heet.

Hartog stapte over op binnenschouwtjes, waarmee hij bekendheid kreeg. Een beschrijving en tekening van de Zilvermeeuw uit 1939 staat in de platbodembijbel van Huitema, bij de derde druk die ik heb op blz. 275 e.v. Ook is op de website van de Hartog-Kring veel te vinden over deze schepen, de geschiedenis van de werf, etc. Enkele zijn uitgebreid gerestaureerd – zoals de Oude Jaep- en de vraagprijs ervoor was bij verkoop dan ook nogal pittig! De binnenschouwtjes hebben kortere en rondere zwaarden en zijn vlakker in de kop, waardoor er onder ’t vooronder minder ruimte zit. Wel zijn het snelle zeilers, die bij wedstrijden de schepen van alle andere houtbouwers achter zich laten.

De inrichting is bij alle Hartogschouwen die ik ken ongeveer gelijk.

Zeil- en vaareigenschappen:

Ondanks het vrij oude zeil (1976), zeilt de Heijnst vlot en vrij hoog aan de wind. De zwaarden hebben blijkbaar een goed profiel en zijn in de praktijk ook erg veelzijdig gebleken. Op diep water met niet teveel golfslag kun je ze heel stijl zetten en loopt het schip héél hoog aan de wind. 45° is dan echt haalbaar. Met wat meer golfslag en/of meer wind haal je ze iets op, het schip loeft minder en haalt toch een 50° aan de ware wind. Maar bij ondiep water kun je ze ver ophalen en kom je toch goed tegen de wind in.

 

Waait het harder dan windkracht 4, begin ik aan een eerste rif te denken, bij dik vijf aan het tweede, bij dik zes gaat ook een rif in de fok. Maar het blijkt ook mogelijk dan op bijvoorbeeld de Fluessen met alleen de fok op een 55° aan de wind te lopen, al zal door drift daar nog wel iets afgaan. Maar je komt dan wel waar je wezen wilt met weinig problemen.

Mijn ervaring leert me dat de Heijnst op zoutwater sneller is dan op zoet. Je zou zeggen: zout water is zwaarder, dus het schip ligt minder diep – > de waterlijn is korter – > langzamer. Maar ik heb het (met de GPS) vaak genoeg gecontroleerd en merk telkens: op zout water zeilt hij vlotter. Maar ook korte, rare golfslag is een feest! Bijvoorbeeld met harde wind uit Workum opkruisen of op een groot meer… andere schepen liggen te bonken, dit schip laat zich makkelijk over de golven sturen en een plens buiswater in je gezicht is echt zeldzaam. Soms kan een ondeugende golf wel even tegen de zijkant kletsen, dan sta je gewoon machteloos, maar echt de kop erin zetten hoeft niet. Op de Eems en ander groot water héél iets minder hoog opsturen -zo’ n 50°- en even het zwaard in goede stand trimmen. Zelfs wind tegen stroom-golven huppelt het schip soep eroverheen, ook bij windkracht vijf of meer. Dan ga je door het lage gewicht en de brede kop óver de golven in plaats van er doorheen en zeiI je alles voorbij.

Zwaardvorm en gestrekte maar flinke kop.

Ruime wind gaat het hard… bij veel wind erg hard! De dunne mast buigt flink en door de lange giek moet je flink aan de helmstok hangen, het schip is fors loefgierig (maar niet erger dan andere platbodems). Als je dan de voorkant van een golf weet te pakken, gaat het schip glijden, de druk op de helmstok wordt minder, de mast komt weer recht en dan gaat het hard. Vijftien km/uur is dan zo maar haalbaar volgens mijn GPS. Is de golf onderhet schip doorgelopen, moet je alert zijn: de snelheid neemt af en het schip wil sterk oploeven. Ken je het spelletje, pak je de volgende golf, val je heel iets af en blijf je soms meer dan een minuut op topsnelheid.Het zogenaamde saaie is dan van ruime wind varen wel af! Maar als ik eerlijk ben: een rifje in het grootzeil maakt de tocht comfortabeler en is dat “knallen” meer iets dat je bewaard voor speciale gelegenheden. Bij nog wat meer wind is gewoon voor de fok weglopen erg prettig. Op lange tochten hou je dat langer vol en schiet het nog steeds goed op. Ooit hebben we een vakantie van drie weken met schitterend weer alleen de fok gebruikt, het was een feest!

Foto: Gait Berk

Actief bezig zijn, de zeilen goed getrimd houden… ook bij minder wind loont dat en kun je ruime wind en ook voor de windse koersen bijna elk schip voor blijven. Fok te loevert bij wat minder wind kan óók ruime wind nog en levert veel snelheidswinst, een beetje spelen met de vaarboom en het schip mooi vlak houden, zoveel mogelijk gewicht naar voren (kontje uit het water) en het loopt prima. Ook ik heb dit door de jaren heen al doende geleerd, met het laatste beetje wind op een mooie zomerdag door Friesland zeilend merk je dat wat spelen met de zeilen het verschil kan maken tussen rustig genieten van elk zuchtje of (zoals op andere schepen) de motor aan moeten zetten.

 

Van Ameland naar Lauwersoog met stevige ZW-wind

De Heijnst kán het, het is een schip dat reageert op elk zuchtje wind, maar dat bij meer wind vergevingsgezind is. Het is gebouwd voor de zuidelijke kom van de Zuiderzee … vooral goed op ondiep water, waar anderen niet varen kunnen.

Handzaam:

De Heijnst zeilt vlot en licht en is daardoor een uiterst handzaam schip. Met een kruiphoogte van 1.50 meter en een diepgang van een halve meter kun je bijna overal komen . Routes waar je alleen nog roeibootjes of kleine sloepjes tegen komt. Hindelopen – Workum is zo’n route, door de Friese sluis bij Zoutkamp.. . Het past maar nét!

Stille en vrijwel onbevaren gebieden! (Geheimtip: vaar eens de Eems op en ontdek Leer en het gebied van de Leda en de Jumme, kleine riviertje met flinke tij-invloed, geen toerisme en verrassend veel rust en als eerste “Wadvaart” even geschikt als het gebruikelijke tochtje naar Schiermonnikoog). Ankeren op een uithoekje van de Princenhof is ook een voordeel van weinig diepgang en de uitrusting van dit schip, anderen knokken om een plek aan de steigers en roken elkaar met hun barbecues uit.

De bouten van de kontragewichten zijn het hoogste punt: kunnen die eronder door, lukt de rest ook, al moet ik dan soms even de mast iets aantrekken opdat de blokken van de fokkeval niets raken. Kleine variaties in de waterstand moet je wél op letten: de nieuwe brug over de Welle bij Woudsend kan bij hoge waterstand lastig zijn, de spoorbrug bi j Workum kom ik alleen bij héél lage waterstand onderdoor . Let op als je vaart met gestreken mast : de roeruitslag wordt door de schaar beperkt! Korte stukjes en haven manoeuvres doe ik zonder de schaar er onder, de mast steunt dan op het gesloten schuifluik. Die rare gele reddingsboei (of een kussen) tussen de giek en de mast voorkomt lakschade. En met gestreken mast opletten: er steekt héél wat achter het schip uit!

Geringe kruiphoogte

Buiten het hoogseizoen zeil ik (solo varend) op een brug af, strijk de zeilen en laat de mast zakken, passeer de brug en zet het zaakje er weer bij. Zonder motor. Het is een genot even te laten zien dat je het schip beheerst en niet dom voor elke brug hoeft te wachten! Maar het is nog nooit nodig geweest eerst aan te leggen om de mast te strijken, dat doe je met de motor zachtjes bij gewoon even Tussendoor, net als bij een Valk of een Zestienkwadraat.”

Op binnenwater kun je met gereefde zeilen het lang volhouden als er veel wind is. Bij teveel helling trek ik het zwaard wat meer op, richt het schip zich weer op en loopt nog steeds lekker hoog aan de wind. Zelfs op het Wad kan ik tot windkracht zes het schip op alle koersen goed alleen mannen, bij zeven wordt het in de wind op kritiek, maar is een ruim bezeilde koers goed te doen. In Friesland is in de praktijk eerder een grauwe regenachtige dag de reden om niet te varen dan de wind, op de motor kun je altijd thuiskomen.

Op de motor:

Bij normaal onderhoud loopt de motor probleemloos en slaat vlot aan. Je hoeft niet voor te gloeien en kunt direct starten, in probleemsituaties kan dat veel ellende schelen. Ik laat altijd de motorsleutel over de stop-knop hangen: bij de hand maar geen gevaar voor een afbrekende sleutel. (Er is overigens wel een reservesleutel aan boord.) Starten: niet teveel gas geven, na lange tijd stilstand even de kleplichter gebruiken en de motor tien keer rond laten draaien scheelt in slijtage en het start vlotter. Zie verder: Motoronderhoud.

 Zo rond de 2200- 2400 toeren loopt de motor lekker rustig en vaar je het zuinigst, iets meer dan een liter per uur en ongeveer negen kilometer per uur. Lekker op het achterdekje zitten (aan 88) en sturen met de knie. Uit zichzelf wil het schip naar SB (schroefwerking). Bij veel zijwind kan een tipje zwaard helpen. 2800- 2900 toeren is nu het maximum voordat de zaak gaat roeten, de spoed van de schroef is iets te groot. Vol gas tegen een dikke golfslag in knallen gaat vaak langzamer dan een dubbel gereefd grootzeil met de motor zachtjes bi j, een trucje dat op het Wad wel eens van pas kan komen, op binnenwater trekt de motor het gewoon, ook op de Fluessen of het Tjeukemeer worden de golven niet zo hoog.

Op een groot meer, het IJsselmeer r of Wad zet ik bij windstil weer de helmstok op de pennebalk en ga met een drankje naar het voordek. 88 of SB zitten zorgt voor een langzame bocht, een dweil tussen de stuurpen en het helmhout werkt als fine-tuning: enkelvoudig, dubbelvouwen, vierdubbel. .. even uitproberen en na een poos kun je tegen de mast geleund kilometers kaarsrecht uit varen. Bij rotweer een dweil dubbelgevouwen ertussen en ik stuur het schip door links of rechts in de kuip tegen de kajuit te leunen, sta ik tenminste een beetje in de luwte.

Sluizen en afmeren: bij voorkeur afmeren aan SB kant, bij gasgeven achteruit komt de kont naar SB. Een landvast aan de voorbolder, buiten het stag om nemen en in de kuip gereedhouden. Om een bolder leggen, heel iets doorvaren en dan rustig afstoppen, ideaal is als de bolder ongeveer 1- 2 meter achter het schip komt, landvast beleggen op achterste pen in de spanten. Dan kan ik met langzaam gas vooruit en wat roer geven het schip evenwijdig aan de sluiswand houden, wind en stroom vang je dan goed op. Als er snel gesluisd wordt, hoef ik verder niets, anders gewoon een landvast vóór uitbrengen naar een volgende bolder. Ook alleen varend is een sluis dan goed te doen en afmeren idem. Gewoon vóór je invaart de fenders uithangen en landvasten klaarmaken. Twee fenders tegen het zwaard en die witte achterop, landvast op de kop en een extra klaar liggend op de motorkist… bij heel rare situaties een tweede landvast op de bakboordkop, de fenders omhangen lukt nog wel, maar dat tweede landvast dat klaar ligt is dan wel handig, let wel op dat je de fenders onder dat buitenom genomen landvast doorschuift!

Afvaren van lagerwal met invaren op spring: let op het naar bb trekken als je achteruit slaat. Een truc die ik vaak liever gebruik: even een duw aan de wat opgevierde giek met het peervormige fendertje achterop vastgemaakt. Zwaard op scherp zetten. Ik duw het schip bij normale windkrachten vlot van de kant en geef eenmaal weer aan boord een flinke dot gas en laat het zwaard vallen. Dit zal er wel komisch uitzien, maar het bevalt me wel.

Opdraaien in erg smal vaarwater: het schip draait om het zwaard, het liefst draai ik over 58- dan heb ik de schroefwerking mee. Achteruit slaan (indien nodig) kalm aan, dan valt dan het wiel effect wel mee. Uiteraard draait het schip makkelijker met de wind mee, dus als de wind van 58 komt, draai ik ook zó dat de kont naar 58 moet en ga ik BB om.

Wachten voor sluis of brug bij harde wind: leg het schip met de kont recht in de wind en geef zachtjes gas achteruit, je kunt dan gewoon stilliggen en op de plek blijven. Zie je bijna nooit iemand doen, maar eenmaal geweten hóé, doe je nooit meer anders.

Loopplank: Bij damwanden, bij aanleggen met halve storm. Fenders tussen schip en loopplank en je houdt het schip heel en krijgt de zaak netjes aan de kant. Ik heb liever dat een uitstekende bout een stuk uit de loopplank vreet dan uit het schip… !

De loopplank heeft overigens hardhouten zijkanten en is erg sterk. Voor het mooi glad gelakt, de dwarsplankjes geven voldoende houvast, ook als je een hellinkje op moet.

En. . bij lastige manoeuvres de sterkste en handigste op het voordek. In de praktijk zie je foeterende mannen achter het roer en vrouwen die op het voordek de fouten moeten oplossen. Bij schepen met de vrouw aan het roer en de man op het voordek heerst meestal een opvallende rust aan boord en gaar er ook weinig fout. ’t Is een tip die je vaak leest en weinig in de praktijk gebracht wordt, maar die mij prima bevalt.

 

Afmeren bij tijverschillen:

Neem de landvasten zo lang mogelijk, meer tegen de wind in af en hang het ankergewicht aan het achter landvast. Komt door luxere steigers steeds minder vaak voor, maar met dit schip kom ik ook nog steeds op plekken waar weinig anderen komen en dan heb je dit soort truuks wél nodig . Ook kan deze truc handig zijn als je buiten aan een groot aantal andere schepen ligt, ook als er geen tijverschil is: breng een eigen landvast naar het steiger aan de windkant en hang daar het ankergewicht aan, hang je schip niet op aan je buren! Wijs je buren het liefst hier wel op, want men kent deze truc niet meer, gooit de landvasten los en laat je mooie ankergewicht naar de havenbodem verdwijn en. Een borglijntje aan het ankergewicht helpt hiervoor ook.

Ankeren:

Het lijkt wel alsof iedereen een superduur hightech anker aan boord heeft, maar dan alleen om er op verjaardagen of in de haven mee te kunnen pronken. Een goed stokanker pakt, werkt en met voldoende ketting is het betrouwbaar. Het genot van ankeren op een stil plekje is iets dat weinig mensen kennen. Je kunt met de Heijnst weliswaar ook aanleggen op ondiepe plekjes waar je nog rust hebt maar pas het anker geeft je de vrijheid om te genieten van de stilte in Friesland of de beschutting achter een zandbank. Vogels om het schip en soms zelfs duizenden ganzen achter een rietkraag, wat zeehonden op een bankje, minder last van muggen als je op een meer net even verder uit de kant gewoon voor anker ligt. Overdag om te zwemmen het kleine, voor de nacht het zware met de ketting. bij veel wind of een onbetrouwbare blubberbodem het ankergewicht er aan.

Ankeren op lastig water:

Genieten van een avond zonder muggen

Let op het draaien van stroom en/of wind. Ik gebruik het ankergewicht in de praktijk jk vaak, bij weinig wind draait het schip om het ankergewicht, bij veel wind sleept dit over de grond en geeft het aan het anker tijd om te draaien, het houdt de ketting bij de grond. Bij stroom en wind uit andere richting kan het schip gaan schommelen, bij veel golfslag idem. Hang de ketting in de “duivelsklauw” en zet de talie rechtstreeks op een bolder, het schip komt dan wat dwars te liggen en is bij te sturen en rukt minder.

Voor anker bij Hjarnö, Denemarken

Duivelsklauwen zie je niet veel op schepen, je kunt ze kopen maar ze zijn schrikbarend duur ( 25,- Euro en meer), maar helpen prima tegen knarsende ankerkettingen en rukken aan de bolders. Ankergewichten kun je niet meer kopen voor betaalbare prijzen, dat is liefhebberswerk. Je leert dat pas waarderen als je veel ankert en echt niet alleen op het Wad. De Heijnst heeft het gewoon aan boord, het is een schip om vaak mee te ankeren.

 

 

 

 

 

 

 

 Friesland , Wadvaart en droogvallen

 Ik wil niet de indruk wekken dat dit het belangrijkste is om met dit schip te doen. Wel wil ik vertellen over het enorme plezier dat ik juist aan dit schip heb beleefd omdat het zowel in Friesland als ook op het Wad gewoon een betrouwbaar maatje is gebleken door al de jaren heen. Een nauw vaarwater in Friesland opkruisen of een najaarstocht over het IJsselmeer en de Utrechtse Vecht is óók een genot dat me dit schip jarenlang heeft gegeven. Een schip dat onder lage bruggetjes door kan en bijna elk klein slootje doorkomt, maar daarnaast ook nog eens een flinke tocht over het IJsselmeer mogelijk maakt, elk hoekje van het Wad tot aan de Elbe heeft bevaren en zelfs een rond je Oostzee mogelijk maakte. Kom daar maar eens om. Ik weet maar al te goed dat mijn nieuwe schip door meer diepgang en meer hoogte veel plekjes waar ik graag kwam onbereikbaar maken. Een smal vaarwater opkruisen met een grote schouw met smalle zeezwaarden … dat wordt beulen of zelfs onmogelijk. Ik zal de Heijnst missen . Veelzijdig als geen ander schip .

Wadvaart: nadat ik het schip gekocht had, liet Ad me dia’s zien van hun enige tocht naar Terschelling. Mooi weer en een mooie tocht. Het jaar erop heb ik (voor de zekerheid) een collega meegevraagd en zijn mijn vrouw, hij en ik het Wad op gegaan. Naar Terschelling. Een prachttocht. Er was nog geen jachthaven, dus we vielen droog voor de zeevaartsc hoo l en durfden toen zelfs de dag erop onder Terschelling achter een zandbank droog te vallen. Ameland… Schiermonnikoog, het waren geweldi ge avonturen. Let wel : het was de eerste zomervakantie met dit schip, ik had voordien gezeild met Valken, Zestienkwadraats en met het 6 meter lange kajuitjachtje van mijn ouders.

Binnenvaart: de weekenden in Friesland bleken zelfs lastig er te zijn: bruggen, drukte en smalle watertjes plus een motor die steeds onbetrouwbaarder werd. Maar onder zei l bleek de Heijnst een genot te zijn. Opkruisen van vaarten ging steeds beter en na enkele jaren haalden we de Valken zelfs in . Een brug nemen met gestreken mast bleek een eitje . De kop schoof ver over de kant en wij kwamen zonder moeite van en aan boord, waar vrienden met scherpe jachten rare sprongen moesten maken of natte voeten kregen. Maar ook: wennen aan een kop die wat sneller wind vangt en dus het afmeren wat lastiger maakt. Gewoon een poos domweg oefenen aan een zacht walletje bleek de oplossi n g en na een jaar of twee was het schip even hanteerbaar als een Valk. En op ruimer water is d e Hei jnst telkens weer een verrassing : lichtvoetig danst het sc hip over de golven, moeiteloos vaart het over wantijen waar dieper stekende schepen problemen hebben en de ruimte is adembenemend, verslavend zelfs.

Droogvallen: een groter anker en voldoende ketting werd dan ook al snel gekocht, een ankergewicht, een kompas, een handpeillood en wat streepjes op de vaarboom maakten het kompleet. En natuurlijk een radiootje voor de weersberichten. Zwerven over het Wad, niet meer afhankelijk van havens, maar ” doelloos” varen. Niet ergens naar toe gaan, maar het varen zelf is het doel. Draait de wind, waarom dan niet gewoon meedraaien? Lekker dagenlang alles op de fok en telkens weer een andere zandbank ontdekken, genieten van de stilte, de ruimte, de vogels en ook vaak van de zeehonden die naast het schip opduiken, iets verderop aan land gaan en blijven slapen tot het water hen weer verdrijft.

Ankeren en droogvallen is met mooi weer eigenlijk overal mogelijk, met veranderlijk weer zoek je beschutting op. Maar achter een zandbank waar met hoogwater slechts enkele decimeters water komt, lig je zelfs bij flinke wind even rustig als in een sloot in Friesland. Al doende leer je die plekjes kennen en vele ervan zijn al door de eeuwen heen bekend. De bekendste lig je met enkele schepen, op de onbekende zie je de dichtstbijzijnde schepen met de verrekijker of soms zelfs helemaal geen een. Dan beleef je de laatste wildernis van het Wad echt puur… Soms zelfs op windstille avonden! Ik kan me nog altijd de avond herinneren dat we het schip nog maar enkele jaren hadden, we ankerden oostelijk van Borkum en de wind werd warm en nam af tot bijna nul, het schip lag recht boven het anker te twijfelen tussen stroom en wind en de lucht werd roze… later rood… enkele zeehonden klommen op een bankje iets verder op en het apartste was eigenlijk: we lagen vér oostelijk van het eiland, vrijwel in het zeegat. Je zou  bij wijze van spreken zó naar Engeland kunnen kijken . Maar toch beschut achter metershoge banken.

Droogvallen is met stabiel en rustig weer geen probleem . Ankeren enkele uren voor laagwater en de bodem afpeilen met de vaarboom om te controleren of het ook netjes vlak is. Ken je een plek goed en is het daar vlak, kun je zelfs rustig vastvaren en als het water helemaal weg is het anker uitbrengen . Met meer wind kies je een plek die beschut is en het liefst ook bij wat draaiende wind en dat blijft. Maar de Heijnst heeft een lekker stevig jasje van polyester en dat is bij onverwacht toenemende of draaiende winden heel wat betrouwbaarder dan mijn nieuwe blankhouten schouw. Daar zal ik veel voorzichtiger mee moeten zijn!

in de praktijk kies je een plek die beschut is en wacht voor anker tot je droog ligt. Ondertussen kom je ogen te kort: banken komen te voorschijn, de bodem en visjes en garnalen worden zichtbaar, de vogels trekken mee met het afgaande water op jacht naar voedsel, soms klimmen de zeehonden vlak bij het schip op een zandbank. Daarna wordt het stil, maak je een ommetje om het schip of boen je in het begin van de vakantie het onderwaterschip: de aangroei van zoetwater is er met een borstel zó maar af. Een puts met water ophangen om de voeten te spoelen is een handige tip . Op sommige plekken kun je een prima maaltje mosselen plukken, op andere vind je massa’s kokkels. Met opkomend water even spoelen en koken in zeewater… smullen maar! Een netje meenemen en

garnalen vangen in een prieltje hoort er ook bij, evenals een bad nemen in een prieltje met door de zon tot boven de dertig graden opgewarmd water. En genieten van volstrekte rust en eenzaamheid ! Een lege horizon, enkele uren de wereld voor jezelf.

Maar het mooiste is telkens het terugkomen van het water. Dat valt niet in woorden te bevatten zonder er een boek van te maken en zelfs dan kom je woorden te kort. Zelfs 200 meter naast de haven van Schiermonnikoog lopen dan soms de lepelaars met het opkomende water door de geul vlak achter het schip.

Droogvallen is ook : ’s ochtend met zonsopgang de haven uit en zeilen tot het laagwater is, een hapje eten en een middagslaapje doen en dan met het nieuwe tij nog uren zeilen tot de zon de wereld in vuur en vlam zet, ankeren en de nacht weer op een bank slapend doorbrengen . Dan met het vroege ochtend tij weer zeilen, een middagdutje op een zandbank …. enz. Het is maar net op welk tijdstip van de dag het laagwater valt.

Recent onderhoud:

Fris in de lak…. In voorjaar 2000 is het buiten-en binnen schilderwerk weer héél grondig aangepakt, het koper van de zwaardkoppen is later vernieuwd en ook zijn de vallen en de kraanlijn vervangen voor polyester-val van Dijkstra uit Sneek. Nog nooit had de Heijnst zulke mooie (en dure) vallen, maar het is telkens een genot in je handen…. en ze gaan eindeloos mee als je ze niet constant aan UV-licht blootstelt! Bovendien is het schip sindsdien gehuisvest geweest in een schiphuis, wat erg goed bevallen is. Droog, luchtig… geen UV-straling, het schip is nog nooit zo droog geweest en op enkele plekken is de polyester laag daardoor iets losgekomen van de romp. Tijdens een vakantie merk ik dat aan het begin, ik hoor dan wat “loos” als ik het schip drooggevallen schoonmaak. Na een weekje zet zich dat weer.

Dit jaar heb ik het nodige lak- en schilderwerk echt flink aangepakt, méér dan ik van plan was, maar lang niet alles is al helemaal naar m’n zin. Wel heb ik méér gedaan dan ik normaal jaarlijks doe: ik ben door de restauratie van het andere schip de laatste jaren wat minder aan de Heijnst toegekomen, maar wil het schip netjes overdragen. Het stuurboordzwaard is aan de buitenzijde helemaal kaal gehaald omdat ik de lak smerig vond. Het was me de eer te na, het schip is me té lief. Ik kom niet aan alles toe, maar echt veel achterstallig werk is er niet meer, binnen kan er nog wel wat lakwerk gebeuren. Een schip als dit is nooit klaar maar je kunt er toch óók gewoon mee op vakantie.

Dit jaar gedaan:

Losse delen in kuip 3x, motorluik 3x en voorluik 4x gelakt. Mastluikrand gerepareerd. Houtwerk buitenom (kajuitluik, voetlijst, handreling, motorkist, achterdek, etc. minimaal 2x gelakt, waar nodig eerst kale plekken voorbewerkt en vaker in de lak.

Mast en giek 2x gelakt, blokken allemaal geschuurd en 4 á Sx gelakt, ijzerwerk behandeld. Slechte harpen en ketting voor fokkehals en halstalie vernieuwd, nu vrijwel alles RVS. Zwaarden van ’t schip af, SB buitenkant helemaal kaal, BB slechte plekken kaal+ 7x lak,

binnenzijde bijgewerkt en 4x lak. Groen + ijzerwerk geschilderd. Nieuwe lopers en talies.

Kuipvloer bijgewerkt en 3x gebeitst.

Vaarboom 2x, pikhaak en vlaggenstok 3x en helmstok 3x gelakt, vlaggenstok knop 1x goudverf+ 2x lak, kikkertje vlaggenstok vernieuwd, vlag gewassen. Dieptemerken vaarboom vernieuwd. Steel dekschrobber 2x gelakt.

Zeilen gewassen, alle beschadigingen aan naden met hand genaaid, vallen + dirk

nagelopen en gespoeld (weer helemaal zoutvrij en soepel). Gaffe!: leer vastgelijmd, touw vernieuwd en 4x gelakt.

Alle klootjes en de halve manen van de rakbanden doordrenkt met rauwe lijnolie. Schoten gewassen (worden daar weer lekker soepel en mooi wit van).

Masttop (trompet) vernieuwd, mastwortel 3x in lak en fris in de goudverf (wauw, die was nog nooit zo mooi!), wimpel gewassen. IJzerwerk geschilderd.

Houtwerk binnen: binnen: onderwaterdeel fris in de rauwe lijnolie, buiten lx lijnolie met iets Stokholmteer + petroleum bijgemengd. Stockholmteer is een goed conserveringsmiddel, maar heeft een wat te nostalgisch – penetrante lucht voor binnen gebruik. Lijnolie dringt diep in het hout en voorkomt dat het teveel water opneemt, is door geen modem middel te vervangen.

Lekker dik insoppen, na enige tijd trekt het geheel in. Resultaat is echt verbluffend.

Alle grijze delen 1x geschilderd, voorste vloerdeel + loopplank 2x.

Koperwerk grotendeels gepoetst, kleine delen niet aan toe gekomen, is klusje voor als je drooggevallen ligt.

Mastbroek gewassen (mastbroek: weinig schepen hebben zoiets, ziet er op ’t eerste gezicht vreemd uit, leer je wel waarderen als je met het schip vaart, scheelt een heleboel lekwater langs de mast. Maar je zult zien: niemand heeft zoiets. De Heijnst wel en straks mijn nieuwe schip ook! let er even op bij het maststrijken dat je ‘m eerst losmaakt. ) Bekleding kussens gewassen/ gereinigd.

Onderhoud:

De Heijnst is gepolyesterd. Velen noemen dat (vooral vroeger) een doodskleed.

 

Mijn ervaring is anders en ook de geschiedenis van de botters die behouden zijn leert anders. Juist de botters die ooit in het blik hebben gestaan zijn behouden gebleven. Ook de

Scandinavische bootbouwers gaan er steeds meer toe over schepen te polyesteren.

De Heijnst is een makkelijk schip in het onderhoud en je vaart er zorgeloos mee. Wordt het op het Wad ondiep, gewoon doorvaren! Zwaard wat omhoog en als het schip bij tijden wat over het zand schuurt… gewoon wat teer erover en na een paar jaar ruig varen een strookje glasmat met polyester op de kimmen en het is weer gepiept. Onder de scheg zit een stalen u-profiel omdat het polyesteren dáár wat vaak moest gebeuren. Maar lekker doorvaren als er weinig water is! Zoiets ga ik met mijn nieuwe, prachtige houten schouw écht niet doen… ! Die kimmen slijt en in no-time weg, ook een koperen profieltje helpt dan niet. Mooier is niet altijd beter! Gelukkig is het water waar ik denk te gaan zeilen ruimer en meestal dieper, maar ik zal het missen, dat zorgeloos doorvaren, dat weet ik nu al.

Als je sommige knieën ziet, schrik je. Ad Kuipers heeft er destijds voor gekozen deze te laten zitten omwille van de originaliteit, maar als je verder kijkt zie je dat elke tweede knie vernieuwd is en wel door een extra stevige. Die ouwetjes zitten er a.h.w. voor het mooi in. Hij heeft ervoor gekozen de romp in drie á vier lagen glasmat te zetten en dat is echt een enorm sterk en stijf geheel geworden. Soms echt heel prettig.

Het onderhoud van het onderwaterschip is een lachertje. Ja… er is wat osmose (die blaasjes)! Maar eens in de tien- vijftien jaar schuur je de zaak op, afspoelen met zoet water, een maand drogen laten en dan een laag heavy-coat + twee lagen epoxyteer er op. Mag niet meer, maar is

wel aan te komen. Anti-fouling? Nee dus. Heb ik één keer uitgeprobeerd en toen ik droogviel zag ik dat dát weggegooid geld is (viel er met lappen af) en bovendien is dat een erg milieu-onvriendelijk goedje. Hielp ook niet echt tegen aangroei. Nu groeit het onderwaterschip beperkt aan op zoet water, maar dat kan ik er tijdens een zwempartijtje makkelijk afborstelen en als ik droogval grondig. Het zoetwaterspul overleefd een weekend op het Wad niet en omgekeerd zijn de kleine pokjes na een lange vakantie op zout water na een korte periode in Friesland al weer verdwenen. Maar… ik weet het, epoxyteer mag niet meer. is wei te koop, want bruggen en andere dingen mogen er nog wel mee behandeld worden. ( Ik heb nog een voorraadje+ heavycoat, de hechtprimer. Hoort wat mij betreft bij het schip.)

Al met al blijkt het schip goedkoop in onderhoud, het blanke hout en ijzerwerk vraagt we l de nodige aandacht. Een geheel blankhouten schip is wellicht mooier, maar vraagt véél meer werk en kost een veelvoud, daar ben ik nu wel achter gekomen! Maar onderhoud vraagt het schip wel, dat kost ook tijd en moet een deel van je hobby zijn.

Als je het schip bijhoudt, kost het volgens de boeken niet meer werk om een houten schip te onderhouden dan het bijhouden van een twintig jaar oud polyesterschip, ook dat moet jaarlijks in de was en sierlijstjes in de verf, eens in de zoveel jaar binnen een kwastje en het reguliere motoronderhoud . Naar mijn ervaring kost het gewoon wél meer werk, maar is het dat ook wel waard. Ons eerste schip was een door mijn vader en mij gebouwd polyesterschip met houten gangboorden en voordek. Mijn ouders en mijn oudste zus hadden later een polyesterschip en ik de Heijnst. Op een houten schip moet je wat zuiniger zijn, even tussendoor iets lakken. Kop er poetsen hoefden zij nooit. Maar het groot onderhoud aan de boot van mijn ouders -de houten opbouw op die polyester romp en de vreselijke osmose- ik kan het me nog goed herinneren. Was méér werk dan ik ooit aan de Heijnst gehad heb, zelfs het inbouwen van de diesel was niet zoveel werk! Een houten schip vraagt regelmatig onderhoud en klaagt sneller, een modern schip komt ineens met een hele waslijst aan gebreken.

Blank hout elk jaar even waterproof opschuren en een verse laklaag is de beste manier, dat houdt de lak flexibel en het UV-filter in stand. Dan hoef je maar eens in de twaalf tot vijftien jaar de laklaag echt helemaal te verwijderen en nieuw op te zetten, het kan op veel plekken zelfs langer mee. Schoon en droog houden is ook belangrijk. Om de paar jaar even een paar liter lijnolie aanbrengen op het binnenschip is ook verstandig, het dek en de romp kunnen er jaren tegen. Maar de mast en de giek weer glanzend aflakken is een jaarlijks terugkerend genot. Dat is geen werk, dat is een deel van je hobby. !En dat er dingen blijven liggen kan ik je na bijna dertig jaar met dit schip gevaren te hebben ook wel zeggen, het snijwerk op de pennebalk is er echt aan toe en moet misschien zelfs maar eens geschilderd, kan ook heel mooi worden, goudverfje er op…. Het schip 100 % krijgen is haast ondoenlijk maar blijkt ook niet eens nodig . M et een ondergaand zonnetje genieten van het opgloeiende eikenhout moet je eerst eens meegemaakt hebben om te weten waarom je een houten schip wilt en geen plasti c of staal. Alsof er in het hout een lampje brand, de ziel van het schip oplicht…. niet te fotograferen, alleen te beleven.

Wensen :

Ik zou een beter reefsysteem wensen. Maar dat is pas een wens van de laatste jaren. Het kost me nu als ik alleen zei l net even teveel tijd, wat in een smalle geul soms onhandig is. Het is te ondervangen door tijdig te reven of vooruit te plannen en dáár te reven, waar je nog ruimte hebt. Maar dat is een les die ik pas geleerd heb door de grenzen op te zoeken, door af en toe te laat te reven. In m’n eentje redt ik het toch altijd weer om in een kwartiertje al varend een rif gestoken te hebben, vroegtijdig in nog geen tien minuten. Ik heb met dit schip meer dan vijfentwintig jaar op het Wad gevaren, óók op de Elbe, de Weser, Jade en Eems. Flinke zeegaten. En ook een jaar meerdere weken op de Oostzee, we zijn het Kattegat overgestoken en zijn met de Heijnst tot aan de Zweedse kust geweest. Dan ga je nadenken en andere eisen stellen dan voor een overtocht naar Terschelling (even naar Schiermonnikoog hoppen is met 1/2 meter diepgang helemaal nooit moeilijk). Het schip heeft me nooit in de steek gelaten en vaak verbaasd. Op de Oostzee was varen met weinig wind ná een winderige dag het probleem: de golfslag blijft daar lang staan en de giek gaat vreselijk tekeer. Op het Wad heb ik daar nog nooit last van gehad.

Er zou officieel een gasbun in het schip gebouwd moeten worden met een afvoer in de bodem die bóven de waterlijn ligt. Kan misschien onder het achterdekje of eventueel in het voorschip, maar is een heel gedoe. De leiding is wél uit één koperleiding gemaakt en bij het gasstel zit een extra kraan. Ik denk dat het zo ook veilig

is bij normaal verstandig gebruik. De gasslangen regelmatig vernieuwen en het kraantje op de gasfles + binnenkraan dicht als je van boord gaat. Is niet 100%

volgens de voorschriften, maar die zijn denk ik vooral

afgestemd op situaties waar de gasfles binnen in het schip staat en niet achter in de kuip. Bij het “nieuwe” schip komt er wel zo’n bun, maar dat is wel een vreselijk gedoe doe waar ik niet onderuit kom omdat de verzekering het schip -na restauratie- gaat herkeuren.

 

Aandachtspunten voor de komende tijd:

IJzerwerk . Bout door voorsteven, bouten van berghout en slotbouten zwaardophal1l!ging. Ze roesten en zouden vervangen moeten worden resp. dat oog een beetje oplassen, zijn deels al eens vervangen, maar dit is een klus die er over enige jaren nog een keer aankomt. Ik denk ook dat de lekkage die er af en toe bij veel regen is afkomstig is van het gebrek aan goeden afdichting van deze plekken.

Lekkage aan voorkant kajuit: na lange periode van droogte lekt het aan de voorkant onaangenaam. Voorkant kussens nat en zo. Weet na al die jaren nog steeds niet goed waar dat weg komt. Is na korte tijd regenachtig weer ook grotendeels weg.

Stuurboord lenspomp onbetrouwbaar, waarschijnlijk ergens corrosie aan aansluitdraad, mogelijk ook pomp aan vervanging toe (goedkoop) schakelaar is wel goed (dubbel zo duur). Afdichting tussen kuip en kajuit : heeft vaak aandacht nodig en – afgezien van de eerste jaren dat ik hier een afdichting aanbracht- is nooit 100% waterdicht, maar flink bijhouden geeft belangrijke comfortwinst, soppen met lijnolie en teer. Resultaat: een flinke bui tijdens het zeilen kan weinig of veel water in het schip betekenen. Is momenteel minder dan ik gedacht had, maar kan ook zo maar hinderlijk zijn. Flink soppen!

Leertje van de waterkraan een keer vervangen, O-ring van wierbak idem. Afsluiter wasbak nakijken, dichthouden bij niet gebruik werkt prima, maar deze “zweet” iets. Is in de praktijk niet hinderlijk, maar even iets aan doen als schip op de kant komt.

Dektent: elastieken altijd aan snelle veroudering onderhevig. Elke twee jaar (liefst jaarlijks) tent impregneren (is dit jaar gebeurd). Naden elk jaar even nalopen. Sealskin (tentenhandel) werkt prima. In droge zomers denk je: wat maakt het ook uit, maar na enkele regendagen ben je blij met wat minder gedrup in de kuip . Zet je die onhandige stangen ook onder de tent. Bij lange perioden van regen drupt het en wordt je onder die donkere dektent somber, maar zonder zou je niet willen. En het sc heelt je enorm in het onderhoud, de dektent maakt het mogelijk het sc hip op een gewone ligplaats te houden en beschermt dan de lak.

Zeilen: zijn dit jaar gewassen (met het handje, ja, ja!) en helemaal nagelopen, losse naadjes weer hersteld (handgenaaid). Maar ze zijn oud en de fok heeft ooit een scheur opgelopen, een fris setje van goede kwaliteit zou best weer eens kunnen. Maar slecht zeilen doen ze nog steeds niet, ik kan ze nog prima trimmen en

zeiI veel platbodems er nog met gemak uit, óók een Kokschouw! De geroutineerde wedstrijdzeilers op de reünie bij Vd Meulen heb ik anderzijds geen kans tegen. De Heijnst loopt sowieso op zout water sneller dan op zoet, maar ook de langere waterlijn van de Vd Meulenschouwen of Brandsmaschouwen maakt dat we het nakijken hebben.

 

Onderwaterschip: moet nodig een keer schrobben, schuren, drogen en zo langzamerhand ook misschien een nieuwe laag (epoxyteer?). Ik denk ook dat de stalen U-balk onder de scheg wel roestig zal zijn. Ik heb hem er ook onder gezet als slijtlaag, dan hoef ik minder vaak onderhoud aan de scheg te doen (die loopt het eerst aan de grond als het ondiep wordt). Constructief heeft hij verder geen functie, dus wat roest mag van mij. Het schip is al twee jaar niet droog gevallen en heeft dus aangroei, een laag epoxyteer kan ook geen kwaad en daar wil ik best mee helpen. Vrienden hebben overigens met doodgewone dakteer prima ervaring, spotgoedkoop, potdicht en makkelijk. Ongelooflijk maar waar.

Kajuitopbouw lakken kom ik echt dit jaar niet meer aan toe, er is altijd wel werk aan zo’n schip en de restauratie van mijn nieuwe schip heeft veel tijd opgeslokt. Maar ik heb deze zomer veel gedaan en het schip is zonder grove achterstand. Gewoon bijhouden en af en toe eens een extra klusje aanpakken, dan vaar je er nog tot in lengte van dagen mee. Sommige spanten zien er niet uit, maar de laag polyester maakt dat meer dan goed. Ook flink knallen op een harde zandbank bij het loskomen met ruig weer, nooit een probleem geweest. Water komt van boven, regen dus. Dweilen en geen kritieke spullen onder de achterste kooien.

Al jaren neem ik me voor de bouten van de berghouten te vervangen, kom er maar niet aan toe. Maar dat daar RVS moet komen staat buiten kijf, dit kan eigenlijk niet.

Het lakwerk kan altijd mooier, het koper glimmender en alles perfecter. In de zes jaar dat ik tijdens de restauratie van het nieuwe schip bij Vd Meulen op de werf bezig ben geweest heb ik veel geleerd. Het Friese Statenjacht (daar in onderhoud) heeft twee schippers in vaste dienst die elke dag vóór een tocht anderhalf uur koper poetsen. Dagen dat er niet gezeild wordt schuren en lakken. Dagtaak voor twee man, vijf dagen in de week. Net als bij de Nuonboeier. En er zijn ook andere boeiers die glimmen en glanzen, maar ik weet inmiddels ook wat dat kost en waarom boeiers geen bootjes zijn van mensen met een modaal inkomen. Lemsteraken is ook zo’n verhaal apart. Die van het koningshuis, kost slechts drie ton per jaar schijnt het. Ik weet wat dergelijke pronkschepen jaarlijks aan onderhoud kosten en ben dankbaar voor al die jaren met dit schip!

Varend onderhoud:

De eerste jaren dat ik het schip had heb ik me wezenloos gepoetst op dat koper en nóg doe ik eens in de zoveel jaar een poging, maar ik weet ook dat zout water het wint. Maar

af en toe blinkt het schip en steelt het de show op een havenfeest. Twee weken later druipt het groen er weer overheen en zie je dat er ook gevaren wordt. Zo ziet ook het lakwerk er op een schip dat op het Wad vaart er minder goed uit, zout en zand doen hun best. Een potje lak en een kwast in een blikje rauwe lijnolie (houdt hem zacht) mee en tijdens de vakantie even wat plekjes bijwerken doet al wonderen en kost eigenlijk maar enkele verloren uurtjes als je ergens drooggevallen ligt. Even een lap met vaseline over het koper­ en ijzerwerk terwijl je geniet van de vogels die om het schip lopen houdt het ergste tegen . Bovendien: lekkende naadjes die je met geen mogelijkheid vindt of dichtlakt, kun je genadeloos dichtkrijgen met diezelfde vaselinelap of domweg een strip plakband!

Mijmerend uitkijkend over een drooggevallen zandplaat even een takeling vernieuwen, de borging van de harpen nalopen als je toch de mast moet strijken om binnendoor bij

Lauwersoog te komen, even de vlag mee wassen als je onderbroeken voorraad tijdens de vakantie er doorheen is… het wordt gewoon een deel van het varen met dat schip. Zo’n schip verfraai je ook met schiemanswerk, een mooie knoop aan het touw van de puts, mooi benaaide takelingen aan de vallen en landvasten, een stukje leer tegen het schavielen, ach, er is altijd wel wat te prutsen. Ik heb zelf ankergewichten en een dieptelood gegoten, pikhaken gemaakt en al doende verzin je telkens wei weer wat anders. Heerlijk zo’n schip! Ook met rotweer in een haven verwaaid liggend verzand je niet in niks doen. Wat schiemanswerk, wat poetsen .

Ik heb koperen lampen (die houd ik) die enorm veel onderhoud vergen, maar koperpoetsen terwijl ik zit te kijken naar de balts van futen of het territoriumgedrag van scholeksters heeft ook wel wat. Het mooiste werkt het als ik in harmonie ben met het schip, varen en vertroetelen gelijk op gaat. De jaren dat ik uit balans ben of weinig vaar en weinig tijd of aandacht heb voor de zorg aan het schip, juist die kosten achteraf veel tijd aan achterstallig onderhoud. En soms moet je gewoon een grotere klus aanpakken, dat hoort er bij. Het is slim om die te verdelen: het ene jaar de kajuitopbouw, het andere jaar de kuipbanken, enz. Maar ik weet inmiddels al wel dat de Heijnst door die polyesterlaag om de romp weinig onderhoud vraagt vergeleken met een blankhouten schip. Lekker droog vaart bovendien, water dat binnenkomt is regenwater tijdens het varen. Even een doekje er door en het leed is geleden, komt soms in geen jaren voor, maar echt groffe wolkbreuken zonder de dektent er over kan ik me nog steeds herinneren. Dan mis je een zelflozende kuip… Als ik echter kijk naar de eeuwige roestplekken op de schepen van vrienden kan ik alleen maar lachen en zeg niets als ze in de kroeg bazelen over het vele onderhoud dat volgens hen aan een houten schip zit. Ik moet hun schepen nog zien als ze een jaar of 75 oud zijn!

Achtentwintig jaar… dit schip is meer dan de helft van mijn leven mijn metgezel geweest. Ai jaren weet ik dat ik er afstand van moet gaan doen, dat ik een ander schip heb dat langzaam maar zeker vaarklaar gaat komen. Voorlopig nog niet is, het geld is op.

De Heijnst heeft dat -onder een andere naam- al eerder meegemaakt. Afscheid, andere mensen, verandering. De vorige eigenaar heeft er één waddentocht mee gemaakt, het schip is met mij aan het roer een bekende verschijning op het Wad geworden en heeft de Oostzee bevaren. Vaak was het het kleinste schip in een haven, we hebben er zelfs bij het havenfeest van Caroiienensiel een prijs voor gewonnen. (Dat is trouwens ook een geheimtip : begin augustus het havenfeest van Carolienensiel, leuker dan de massale evenementen in Amsterdam of Delfzijl. Het feest in leer en Emden schijnt ook erg leuk te zijn.) Maar vaker was de Heijnst een eenzaam stipje op de horizon, droog gevallen of voor anker op een stil plekje, weggedoken in een priel waar bijna nooit iemand komt.

Onderhoudschema en tips.

Ik heb het nu over wat wenselijk zou zijn, beter kan altijd, minder kan ook, maar levert in de jaren daarna weer extra werk op. Intensiteit van gebruik en stalling (schiphuis, onder dektent, winterberging etc.) maakt veel verschil. Een potje lak mee tijdens de vakantie maakt een heel groot verschil! Beschadigingen even bijtippen voorkomt grotere lakschade. In de praktijk loop ik elke vakantie één keer de boel na en heb al in geen jaren meer dat er grote blazen onder de lak komen . Goed ontvetten vóór je gaat schuren is ook hee! belangrijk, scheelt jaren in het onderhoud. En verder een tip: koop óf een heel erg goede schuurmachine, of werk gewoon met een schuurkurk en waterproof schuurpapier. Dat laatste werkt vaak sneller en beter. Hou je de boel bij, kun je het met de hand vlotter en beter en zéker mooier. 1k loop sowieso alles wat ik machinaal heb gedaan even met de hand na in de houtnerfrichting. Freecut schuurpapier werkt dan ook prima. Het schuurwerk kost altijd vijf keer zo veel tijd als het lakken en een flink deel van de kosten zitten ook in gewoonweg schuurpapier. Velletjes voor de machine zijn soms schrikbarend duur! Maar een goede exenterschuurmachine + stofafzuiging zal je nodig hebben. Overigens vaart er een Vd Meulenschouw rond met de originele laklaag uit de zeventiger jaren. Elk jaar koopt die man vijf velletjes 400 waterproof, sc huurt drie dagen, lakt een dag en de vijfde dag is voor het onderwaterschip. Het schip ziet er uit of het pas gebouwd is, nee…. het is gladder, de laklaag is zó mooi… ! Hij vaart niet op zout water en is er zuinig op, dat zie je, maar het heeft me wel aan het denken gezet.

Met een schip als dit koop je geen Gamma-schuurmachine, maar een Festo of een Metabo en ook een dure stofzuiger. Voor dat geld kun je ongelooflijk veel waterproof schuurpapier kopen, maar alleen als je de boel vóór bent. Onderhoud en geen achterstallig werk. Mij is het bij periodes gelukt, maar soms ook niet. Achterstallig is achteraf altijd meer werk gebleken, maar het is soms niet anders. Als ik kijk naar het totaal verwaarloosde schip dat ik nu restaureer, kan ik wel janken. Klauwen met geld kost dat Het schip is één jaar ouder dan dat van die man met z’n waterproofpapiertjes… Alleen het opnieuw rubberen van de naden was duurder dan de prijs die ik voor de Heijnst vraag, dat nieuwe schip lekt nog steeds.. .. laat mij niemand meer iets zeggen over een gepolyesterd schip!

Heijnst in Blokzeil

Minimaal onderhoud, minder = achterstand oplopen:

Altijd bij verlaten van schip:

Kussens en bankdeksels overeind zetten voor ventilatie, afsluiters dicht, stroom, diesel, gas en electra afsluiten, schade of klusjes noteren.

Elk jaar:

het berghout+ de voetlijst, kanten van zitbanken in kuip en luiken, de mast, de helmstok en alle slijtplekken lakken. Binnenschip een sopje, boven de olielampen een keer extra het plafond afnemen kan geen kwaad. Doodgeslagen muggen regelmatig met een natte doek verwijderen. Zeilen nalopen en naadjes repareren, versleten touwwerk vervangen of vallen omdraaien. Overigens: huidige vallen waren peperduur, maar zijn nog als nieuw, keren nog in geen jaren nodig, vervangen heb ik geen idee van. Takelingen wel nalopen, die slijten voor dit touw verslijt. Als het kan al het houtwerk 1x opschuren + lakken.

Motoronderhoud= olie en filters vervangen (olie + fijnfilter) en anodes controleren.

Schip onder de vloeren reinigen, accu onderhoud, vetpotten vullen, zeilen en vallen even afspuiten met zoet water. Genoteerde klussenlijst afwerken. Koperwerk poetsen. Borging van verstaging en harpen controleren. Slangklemmen controleren.

Elke twee jaar:

lakken van de kuipbanken en luiken geheel + achterdekje, handrailing, gaffel en kikkers, het overige blank hout als kajuit, roer, giek, etc. lakken etc. Beter is elk jaar. Mastluik slijt ook sneller dan schuifluik. Beitsen van kuipvloer .

Dektent nalopen en impregneren. Elastieken checken en deels vervangen. IJzerwerk een kwastje, borging van harpen en verstaging vernieuwen.

Elke drie jaar:

Anodes aan schroefas en van motor vervangen. Groffilter van dieselleiding vervangen Vaker blijkt overbodig), leidingen controleren, gasslangen + slangklemmen vervangen. Schilderwerk van mast.

Staande delen van kuip kunnen ook wel drie jaar mee. IJzerwerk buiten houdt het soms ook drie jaar uit, meestal is wat vaker een kwastje nodig, de zaak regelmatig nalopen met een vette lap veel belangrijker!

Blokken verschilt heel erg, sommige elk jaar even nalopen, sommige om de drie of vier jaar, beter is elk jaar even een vers laagje. Wel is een grote beurt van de blokken erg arbeidsintensief, ze allemaal weer mooi blank krijgen, het binnenwerk schoonmaken en nieuw vetten… begin er in het najaar aan en je bent er in het voorjaar mee klaar. Eens in de vijftien jaar doe ik dat, maar het blijft een soort meditatie. De blokken van de grootschoot moeten veel vaker, want daar roest het ijzerwerk snel van en slijt de lak ook sneller! En de blokken van de zwaardtalies hebben ook vaker een laklaag nodig.

Elke zeven jaar (ongeveer) het dek, het boeisel en het onderwaterschip. Kan handig zijn het in één keer te doen als je er voor in een hal moet, anders gewoon spreiden. Ik heb bij vergissing beits op het dek gebruikt, droogde pas na een week maar is ook onverslijtbaar, zit al sinds 1995 en moet nu wel bijgewerkt. Dekverf met anti slip poeder bevalt goed.

Blanke lak: Epifanes werkt fijn, de kombinatie met eigen verdunners is aan te bevelen. Als je er aan kunt komen is Remonta van Vos Chemie nog fijner, zet iets dikker op en is iets slijt vaster, maar is lastig aan te komen. Tonkinois is ook een lak die velen prima bevalt. Sikkens is dun en heeft geen mooie goudglans, sommigen houden daarvan, maar de overstap is lastig, alles moet in één keer en je hebt meer lagen nodig. Biopin is ook een goede lak, vooral prima voor binnenwerk. Ruikt naar sinaasappel en is minder giftig én ziet er mooi uit. Andere lak is eigenlijk weggegooid geld. Het geheim van blanke lak is toch eigenlijk: elk jaar even opschuren en een nieuwe laag. Het wordt er telkens gladder en mooier van en dan gaat een laklaag wel vijftien jaar mee. Lak op geheel kaal gehaald hout zakt na enkele weken in en een spiegelglad oppervlak bereik je pas na enkele jaren! En lijnolie is iets dat ik steeds meer waardeer. Binnenschip onder de

waterlijn, op kaal hout of schuurplekken en ook om kwasten in te bewaren. Jammer dat ik mijn blokken gelakt heb, een paar weken in lijnolie geeft een onverwoestbare laag die gemakkelijk te vernieuwen is: schoonmaken en weer onderdompelen.

Motor, (zie ook de handleiding):

Jaarlijks olie wisselen. Best is aan het eind van het seizoen een oliewisseling met goedkope olie en na de winter even warm draaien en er frisse (duurdere) olie in doen en dan tevens een nieuw oliefilter. Heb ik vrijwel elk jaar gedaan, maar in ieder geval ééns per jaar.

Brandstof fijnfilter elk jaar even vervangen afhankelijk van het aantal draaiuren, het groffilter kan veel langer mee, wel even het water aftappen (513 achterin kuip) al is dat zelden nodig als je in de winter de tank vol houdt ( anders condenswater). Normaal is: na de winter even 1Ox rondlopen met decompressieklep open, dan starten en ook gewoon lopen! Na langere tijd stiltand even de decompressieklep er bij houden scheelt mijns inziens veel slijtage aan de motor, smering komt beter op gang. Ook zit er in het motorblok een zinkanode, die moet je elk jaar even controleren en zo nodig vervangen, in de praktijk om de drie jaar, afhankelijk van hoeveel zoutwater je vaart. De anode aan de schroefas gaat in de praktijk twee tot drie jaar mee, ook afhankelijk van hoeveel je op zoutwater vaart. V-snaar regelmatig controleren op spanning en na verloop van een aantal jaren vernieuwen . Reserve is aan boord .

Handstart kan in theorie wel, maar in de praktijk valt het tegen, ik heb zelfs een kleine afwijking aan de startas gerealiseerd door een fanatieke startpoging. Zou dat nu fysiek niet meer kunnen, toen móést ik de motor starten omdat ik met windstil weer het zeegat uitdreef… Het lag het dom genoeg aan een niet vastgedraaide klem van de startaccu….

Maar het kan dus als je handig en vastberaden bent. Goede accu en even de klemmen contoleren werkt beter. Decompressieklep gebruiken als motor niet snel start.

Om de zoveel jaar loop ik ook even de schakelkabels na, in de praktijk is het meest kwetsbaar het aluminium vrijschakelknopje gebleken, daar regelmatig/vaak een beetje vet of vaseline op is zinvol. Starten gaat beter met de knop op vrij en slechts een beetje gas dan met de knop op vrij en volgas, wel is het zinnig na langere tijd stilstand even de ontluchting in de gaten houden en ook als je een kritieke haven dwarsstrooms aanloopt. Kondigt zich ruimschoots van te voren aan door wat onregelmatig lopen en inhouden, is simpel op te lossen door even de schroef op de brandstofpomp open te draaien tot er een constante stroom diesel komt.

Afslaan door luchtbel gebeurt bijna nooit, maar wel op momenten dat je het liever niet hebt, op de Elbe met zware dwarsstroom in een smal geultje… Als je hoort dat de motor inhoudt is het gewoon even die schroef boven het filter losdraaien, gebeurt misschien eens in de vijf jaar, maar is handig te weten. En elk jaar (maar niet alle) na de winterstop een aandachtspunt. Even losdraaien ais de motor tien minuten heeft gelopen en kijken of er meteen diesel uitkomt. Eigenlijk loopt deze motor als een zonnetje. Pang, meteen starten. Tot mijn schande moet ik bekennen dat ik daar soms wel eens gebruik van maak om een mislukte overstag mee goed te maken. Is wel luxe… De vorige motor liep koud wel aardig, maar warm dramatisch, sloeg af als je bij een brug kwam, een sluis in wilde…. heb veel geleerd, maar waardeer een goede motor en ben daar ook zuinig op. De schroef is achteraf iets te zwaar voor dit schip, de motor komt niet op de 3600 toeren. De schroef kan wel twee inch terug in maat, maar het loopt wel.

2800 toeren gaat zonder roeten en is voldoende om het schip tegen de zwaarste golfslag in te krijgen, maar het stond wel op mijn verlanglijstje deze ooit aan te laten passen. Maar ook als je een ander schip met de Heijnst sleept merk je telkens dat er voldoende power over is… het is meer een perfectioneren.

De scatra. Jammer maar in het nieuwe schip kom ik 2 cm tekort. Anders zou ik het zó weer doen. De motor stampt en trilt, het schip niet. Nooit geen uitlijnproblemen (mag zelfs niet i.v.m. de smering van de homokineet). Geen druk op de trillingsdempers, gewoon geweldig. Was gewoon goedkoop als ik achteraf realiseer wat het oplevert. Was wel 1200,- gulden maar ik baal nu nog dat het in mijn nieuwe schip niet past. Pok, pok, pok, maar er is geen toerental meer waarbij de kastjes rammelen. Vroeger gooide ik jassen over de motorkast, vervloekte de Vire-motor . Was bang bij elke brug of sluis, nu loopt dat Yanmarretje gewoon, altijd, betrouwbaar en stil. Weet inmiddels van boten van vrienden ook dat het groffilter goud waard is, een kapotte drukpomp kost griezelig veel geld.

Is de Heijnst nou echt zo snel?

Twee voorbeelden: met een opkomende storm (ZW) besloten enkele schepen uit de haven van Spiekeroog te verkassen naar de haven van Neuharlingersiel. Minder deining etc. Onder hen een stalen schouw van eveneens 7.35 meter, maar dan mét stahoogte… Zij gingen (vier man aan boord) onder vol tuig naar de overkant. Zwaar buisend en een ruige tocht. Ik voer met één rif in met hen mee en kon mooie fotoos van hen maken, ik kon gewoon rondjes om hen zeilen! Zoals ze vertelden: “Als een meeuw met ingetrokken pootjes danste dat schip de golven af en nam geen spatje water over.” De beslissing om naar de wal te zeilen was overigens een goede, door golfslag hebben in de haven van Spiekeroog veel schepen schade gekregen, in Neuharlingersiel was het gezellig een biertje drinken.

Tweede voorbeeld: Ik lag op Ameland en raakte aan de praat met de schipper van een Waarschip van zo’n 7,5 meter. Ruzie met zijn vriendin aan de wal en haast om thuis te komen. Maar hij kende die route niet goed en we besloten samen op te varen naar de sluis van Kornwerd. Wij samen op weg, hij een dikke genua er voor en jakkeren. Ik kon natuurlijk wel af en toe een bochtje afsnijden met mijn geringe diepgang, maar had geen zin rare risico’s te nemen zolang ik gelijk op kon varen met hem en dat lukte ook aardig. In de Boontjes hadden we allebei het net niet bezeild, maar wel met hoogwater voldoende diepte om flinke slagen te maken. Ik was tot mijn verbazing -maar ook apetrots- ruim een kwartier eerder voor de kant bij Korwerd dan hij in zijn scherpe jacht! Dat ik ruimewindse koersen veel schepen voor kon blijven wist ik, maar een Waarschipper mét haast er áán de wind uitvaren…. wauw! Enne… er zijn wel meer voorbeelden, kom maar eens om een borrel.

En zeewaardig? Is zo’n klein schouwtje nou wel écht geschikt voor het Wad? Weer twee voorbeelden: tussen Spiekeroog en Wangeroog heb ik eens hoog op de plaat gelegen omdat er een ton afgedreven was, dat kon ik mooi zien toen het water weg was, dat ding lag hoog op de plaat. Helemaal fout dus… vastlopen met veel wind (een kleine zes 8ft) in het zeegat. Toen ik hoog en droog lag kwam de reddingsboot zelfs langs om te overleggen . Ze zouden me in de gaten houden en adviseerden me om heel lang te wachten achter het anker, dit om het risico van roerschade bij het wegvaren zo klein mogelijk te houden. Want raar maar waar.. . de golfslag kwam aan lijzijde van de bank -van achter- in toen het water kwam. De golven buigen om zo’n plaatkop heen! Ik heb het roer dwars gezet, alvast een dubbel rif en een rif in de fok gestoken en af gewacht. Toen het water kwam werd het na een paar flinke dreunen op het harde zand al snel rustiger (de wind was ook even iets minder, een flinke vijf schat ik) en toen ik een 50 cm water onder het schip had, heb ik het grootzeil gezet en het anker opgehaald. Op de zeiltjes weg dus. Het ging wel tekeer, de kraanlijn is toen zelfs gebroken, maar door snel het zeil door te zetten viel daar ook overheen te komen. De verdere tocht onder Wangeroog door was goed te doen, maar met een alras aanhalende wind van bijna zeven Bft ook zó gepiept. Op de Jade ruime wind en stroom mee, het rif uit de fok gehaaid en de zeiljas kon uit. Hoge golven, maar die lopen moeiteloos onder het schip door. Ik herinner me nog dat mijn kat aan dek kwam en in de flap van mijn zeilbroek heeft zitten spinnen. Wat een tocht! In Wilhelmshafen een nieuwe kraanlijn gekocht.

Tweede voorbeeld : Met afgaand tij tóch onder de Ranzel door richting Greetsiel. Aan de wind, maar het schoot leuk op omdat er voldoende wind stond, een kleine vijf. Maar bij een overstag viel het schip in een raar golfdal en kwam het zwaard omhoog, dus lukte het nét niet overstag te komen, maakte het schip achterwaartse snelheid en raakte het zwaard wéér de grond. Plop… er af. Ankeren dus en toen we drooggevallen waren kon ik het zwaard er weer aanhangen. Eten, tukje doen, wachten op water. Maar toen dat kwam was het ruim vijf en stond er een dijk van een stroom. Ik heb eindeloos liggen worstelen om het schip naar het anker te krijgen… als er een dikke golf kwam sloeg de kop weg en was er geen houden aan. De bolders hebben het zwaar gehad, de stukken vlogen me om de oren en de ketting vrat ais een kettingzaag in mijn handen. Niets hielp. Motor bij … motor uit, zeil bij, zeil naar beneden, bidden, vloeken… telkens waaide de kop weg en schoten de moeizaam gewonnen meters ankerketting weer door mijn handen. Dáár heb ik besloten een stuurautomaat te kopen, dát zou helpen die kop niet af te laten waaien. Later heb ik gemerkt dat ik die eigenlijk alleen gebruik als het windstil weer is en ik met een borrel op het voordek wi I zitten, terwijl het schip zichzelf stuurt. IJsselmeerwerk of het kanaal van Groningen naar Delfzijl. Verder redt ik het met de pennebalk en soms even bak- of stuurboord gaan zitten, beetje links, beetje rechts. En zeilend is me dat ding teveel gedoe en blijkt de pennebalk ook betrouwbaarder. Maar toen op het Wad: het anker heb ik na veel zweten gewoon binnengekregen, ik had gewoon iets langer moeten wachten, dan was de stroom over de platen minder sterk geweest. Dat !eer je vanzelf, het eerste

uur- met weinig water- heeft de stroom gewoon veel te veel vat op het schip.

Waarom zeilt Heijnst  nou zo goed en prettig?

Ik heb er al die jaren veel over nagedacht. Waar zit ‘m dat nou in? Hartog heeft die schepen heel slim gebouwd. Een dekbalkje net even onder een andere hoek gezet, waardoor de kracht beter opgevangen wordt en het allemaal net een slagje lichter kon. Het kopje niet te hoog, waardoor de wind niet teveel vat krijgt. De tussenvorm van de zwaarden… ook effectief als ze half opgehaald zijn, een licht mastje, waardoor het hellen ook meevalt. Een uitgebalanceerd onderwaterschip. Tijdens vakanties op het Wad haal ik de gewichten van de mast en leg deze onder de vloer. Scheelt een half windkrachtje later reven, dat lood een half metertje naar beneden! Minder diepgang is minder vastzuigen en sneller varen. Kuipranden net breed genoeg om op te zitten.

Op het schip dat ik nu restaureer is alles veel dommer, recht toe- recht aan en moet all es drie keer zo zwaar zijn om de krachten op te vangen. Moet ik knieën achteraf inbrengen omdat dat dekbalkje bij de mast niet onder een hoek is ingebouwd, kán ik het schip niet origineel laten omdat het van oorsprong te slap gebouwd is. Het moet groter, sterker en zwaarder. Gewicht dat kracht kost om in beweging te zetten, maar ook om te hanteren. Niet dat dat altijd een nadeel is… het nieuwe schip is ook rustiger, het gangboord breder en het schip stabieler, de wind en mijn vijfenzeventig kilo heeft op dat grotere gewicht wat minder snel vat. Door het gangboord lopen heeft minder invloed . En ik heb echt lang gezocht naar een groter schip dat toch zoveel mogelijk op de Heijnst leek, want ik wil niet inleveren op hanteerbaarheid. Maar ik heb een achterdekje moeten maken en de kuipranden moeten verbreden, kostte klauwen met geld. Op een smal kantje kun je niet zitten en in de praktijk zit je daar met rustig weer veel. Dat achterdekje is een heerlijke plek op stukken die je op de motor vaart, knietje tegen het roer.

Fijn als er iemand meegaat, maar het schip moet ik hoe-dan-ook alleen kunnen zeilen. Ai is het maar omdat de ander even hoofdpijn heeft of een tukkie doet. En alleen varen betekent óók: koffie kunnen zetten of een hap eten klaarmaken terwijl het schip zich zelf vaart. Zeilen zetten en mast strijken op binnenwater. Een flinke schokker kan wé! de Noordzee aan, maar in Friesland kun je daar alleen echt niet mee varen! Een grotere schouw dan de Heijnst met toch ongeveer die zeileigenschappen … Het heeft me lang zoeken gekost om er een te vinden en méér geld dan ik heb verwacht om hem op te

knappen, ik merk nu pas hoe goedkoop en handig de Heijnst ai die jaren äs geweest. !k heb ooit eens eten gekookt terwijl het schip met de boom in de fok doorvoer. Twintig minuten lang, zonder één koerscorrectie! Maar ook snel de mast laten zakken, het is telkens een binnenpretje en de brugwachters waarderen me er om.

Mijn leerschool op de Heijnst heb ik en ben er dankbaar voor. Aan komen varen op een drukke ankerplek, daar even de fok bak en bijgedraaid liggend de situatie verkennen, wegdraaien en het anker klaar maken, fok weg en op het grootzeil aanvaren, ankeren dáár laten vallen waar ik wil en applaus toe, het is me onder Baltrum echt gebeurd, ervaren

schippers die vertelden er van geleerd te hebben en foto’s gemaakt te hebben. Voor mij was het niks bijzonders, ik had dat al vaker zo gedaan. Eerst eens tussen de Engelsmanplaat en het Rif, in alle rust en eenzaamheid. Maar die truc beviel prima en is onderdeel geworden van mijn standaard repertoire, eerst met alle zeilen op het gebied aanvaren, bijdraaien en rustig alles in me opnemen en weer wegdraaien. Met alles op, dus goed manoeuvreerbaar.

Pas als ik weer ruimte heb maak ik het anker klaar en haal de fok weg. Simpel toch?

Met het eerste opkomende water door een priel schuifelen … fokje op. Stukje zeilen, weer zachtjes vast lopen, zeehondjes en bergeenden kijken, weer honderd meter opschuiven, de kat eten geven en koffie zetten, weer enkele honderden meters zeilen… De Jade en de “Hohe Weg” met het eerste water over komen en daarna nog verder komen dan je maar voor mogelijk houdt. Het schip over een ondiepte duwen… mijn vrouw bij het zwaard en ik duwend aan de giek, ondertussen genietend van het kontje van… Wat een zomer! En hoe vaak heb ik het schip niet net over een bankje heen geholpen. Soms door op het voordek te gaan staan. Maar anders: broekspijpen omhoog, overboord stappen en even de achterkant iets optillen… sturen kan dan ook nog want het roer kun je ook vanuit het water bedienen… het scheelt maar een paar centimeter, maar het werkt vaak wel. Of even de kop weer omduwen richting dieper water… broek spijpen omhoog, overboord, afduwen of de kop door de wind drukken en varen maar weer. 50 cm diepgang maakt dat mogelijk!

Juist dit soort schipperen en aanklooien maakt het een genot met deze schepen te varen. Er mee varen zonder de motor nodig te hebben. Zolang je ruimte hebt kun je alles op de zeilen af. Als anderen al uren op de motor door de geul knorren, zeil ik nog met het zwaard een tikkie omhoog over de platen en kruis genoeglijk op, zie méér van het Wad dan alleen de betonde geul. Vaak kom ik ook een wantij verder, soms zelfs twee. Het is me nog nooit gelukt het hele Ost-Friese wad van oost naar west in één tij te halen, ik strand dan in het Memmert-fahrwasser onder Juist. Maar bij de pogingen daartoe zal me één tocht altijd bijblijven: ik vertrok ’s ochtends met afgaand water uit Varel, diep in de Jadebucht, dus moest wachten onder Minseroog. Ik kon met de theepot op het theelichtje (“t Stövke) op de motorkist weer vertrekken. Heel genoeglijk, windkracht vier uit het oost­ zuid-oosten. Pantoffels aan… bak stagwind en stralend weer, ideaal voor een thuisreis.

Tegen negenen ’s avond was het water echt op, kort voor ik onder Juist het diepere water van de zijarmen van de Ostereems zou bereiken. Wel over het wantij, maar het water was écht op. Kijk maar eens op de kaart wat voor ’n tocht dit was… . Het i s me nooit gelukt , het hele Ost-friese Wad in één tij, telkens bijna. Maar droogvallen is met dat soort dagen beslist geen straf!

En je raakt er aan gewend dat je met de Heijnst het startsein geeft om na een tij stop weer onder zeiI te gaan en over een wantij te komen. Met slechts een halve meter diepgang ben je altijd de eerste die weg komt en vaak ook de eerste die aankomt, want rap zeilen en lange slagen maken kan dit schip.

Overnachten :

Droogvallen en ankeren is met de Heijnst de gebruikelijke manier van overnachten. Ook in Friesland of op het IJsselmeer anker ik liever dan dat ik de drukte van de kant op zoek. Goed ankergerei maakt een totaal andere manier van varen mogelijk. Met kalm weer of om te zwemmen is het kleine anker lekker makkelijk, het grote houdt altijd en in smalle geulen of bij beperkte ruimte kun je met beide altijd goed uit de voeten. Juist het ankeren op ongebruikelijke plekken zet zich diep in mijn herinnering vast. Oostelijk van Borkum, bijna in de Oostereems, weet ik ankerplekken van een schoonheid die alle verbeelding tarten. Zó beschut en zó afgelegen… Ik ken er trouwens een heleboel. De ankers zijn prima voor dit schip, die hebben reserve, vooral als ik er een extra ankergewicht aan hang. Nooit geen gedonder, slechts die éne keer, toen ik bijna niet meer anker op kon door de harde winde en de felle stroom. Maar het anker hield….Maar ook in Friesland zoek ik liever een mooie ankerpiek op dan ik tussen al die barbecueënde medewatersporters ga liggen. Géén gedwongen meeluisteren van GTST of andere tv-programma’s, geen honden achter mijn kat aan, geen ruzie over windschermen of landvasten die altijd fout liggen. Maar ook kan ik op plekken komen waar nooit iemand  ligt, te ondiep, een brug waar niemand onderdoor kan. geheime plekken!

Waarom dan en ander schip?

Ook de Heijnst heeft zo zijn beperkingen en na jaren met dit schip gevaren te hebben wil ik nog graag de noordelijke Wadden verkennen, het gebied boven de Elbe, wat ook een ruiger gebied is. Ook in kortere vakanties zoek ik graag het Wad op en ook dan is een schip dat een windkrachtje meer hebben kan heel prettig. Meer binnenruimte leek ook aantrekkelijk.

Ik wilde graag een iets groter schip dan de Heijnst, maar dan wel een die er zo veel mogelijk op leek. Oké, dan maar wat meer kruiphoogte, wat meer gewicht en wat meer werk aan boord. En eenmaal begonnen aan een restauratie is er geen weg meer terug: een schip dat half af is, is ook onverkoopbaar. Het nieuwe schip wordt prachtig en heeft zo z’n voordelen, maar za! zoveel méér kosten, dat me dat achteraf het niet waard is.

Vrienden hebben ook een blank-houtenschouw gekocht, prachtig en ook in aanschaf best betaalbaar. Aleen zijn ook al meer dan tienduizend euro kwijt aan de eerste werkzaamheden. Blankhoutenschepen zijn dure liefjes, een beetje achterstallig onderhoud is duur.

De Heijnst kan best een nieuw tuig gebruiken, ook al zeilt het oude nog verbazingwekkend goed. Ook de dektent kan beter, de bouten van het berghout vernieuwd, dit, dat…..Maar het kan nog steeds zo als het is en het zal nooit dergelijke bedragen kosten. Mijn nieuwe schip -uit 1977- kost me bijna het tienvoudige van de Heijnst. Het schip is 1, 15 meter langer en heeft ongeveer twee keer zoveel binnenruimte. De giek is dikker dan de mast van de Heijnst, alles is steviger en groter. Maar veel is ook pas steviger omdat ik dat zo gemaakt heb, als je een mastkoker moet vernieuwen is twee centimeter dikker geen probleem . Maar dan moet de rest ook wat sterker en zo ga je maar door en lopen de kosten maar op, ook al doe ik al jaren veel werk zelf. Bij de Heijnst was een grote investering (12.500 gulden) ook meteen een nieuwe motor met accu, tank en electra aan boord. Bij het nieuwe schip kost alleen de vervanging van het kajuitdak dat al. Maar mooi wordt het wel! Het wordt een schip om ruiger mee te varen, misschien zelfs ooit eens met goed weer de Engelse Oostkust mee aan te doen, al vergt dat veel bijzondere aanpassingen. De Oostzee staat hoe dan ook op het program. En ja, het is iets ruimer.

Ik kan kromgebogen van de ingang naar het vooronder lopen en zelfs daar kan ik rechtop zitten. Het heeft een kluiverboom, maar zal ik solozeilend ooit de kluiver zetten of blijft die boom -net als bij vrijwel alle VdMeulen zeeschouwen- in het schiphuis? Is dit schip over tien jaren nog te hanteren of trek ik me dan wekelijks mijn haren uit mijn hoofd omdat ik de Heijnst verkocht heb?

Ooit begon het zo onschuldig met een platbodempje (zeg ik nu, toen was dat een groot schip) dat zó makkelijk zeilde, waar ik na enkele jaren ook alleen zeilend weken lang mee op vakantie kon. Nu ben ik al jaren een iets groter platbodempje aan het restaureren (de gemiddelde maat is ongelooflijk toegenomen) en kan alleen maar hopen dat me dat ook de uitbreiding van mijn vaargebied zal brengen. Vele kleine routes zal ik niet meer kunnen varen, bruggen zijn te hoog, watertjes te ondiep. Als ik had geweten dat ik een schip voor één mens nodig zou hebben, had ik het bij de Heijnst gelaten er met een beetje investering kunnen doen wat ik nu hoop te kunnen doen met een flink groter schip.

Onbekommerd zeilen zoals op deze foto (Oostereems) en tijd hebben om een klemstatief te gebruiken, een foto van mezelf te maken en dat bij dit weer, met de Heijnst kan dat.

Het lijkt heel ruig, maar eigenlijk is dit show, het schip vaart zichzelf.

Een nieuw schip kopen betekent ook het oude verkopen.

Nu ik soms met vrienden vaar en hen de kneepjes van het platbodemzeilen bijbreng, besef ik dat ook ik echt moest leren varen toen we het schip kochten. Mijn vrouw heeft vermoedelijk doodsangsten uitgestaan op het voordek in de periode dat ik dacht dat ik alles al wist. Ik hoor overigens van anderen vergelijkbare verhalen.

Toen ik leerde luisteren naar het schip (en naar mijn vrouw) ging dat een stuk beter. Tegenwoordig ben ik zelfs een vrij goede zeiler. Vooral als ik niet aan de helmstok zit. laat mij maar wat klooien met het zeil en dat wat trimmen, of ik doe het voordek werk.

Na achtentwintig jaar mijn boot overdragen aan iemand anders is een stap die me veel doet, vooral emotioneel. ik zou het liefs iemand vinden die nog beter voor het schip zorgt dan ik het ooit kon. Die het nóg meer vertroetelt.

Een paar dagen meezeilen om mijn opvolger(s) een beetje vertrouwd te maken met dit schip hoort eigenlijk bij de overdracht. Na zo lange tijd ben ik dat dit schip wel verschuldigd. ik zou het een voorrecht vinden om mijn schip en de nieuwe eigenaars een tijdje de kans te geven aan elkaar te wennen. Niet omdat de Heijnst een lastpak is, maar omdat hij dat verdient. Niet omdat de Heijnst zelf niet in staat zou zijn zich als handzaam schip te laten kennen, wel omdat een zó veelzijdig schip het verdient om van het begin af aan zijn potentieel op z’n minst een beetje te laten zien. Ook ik heb aan boord van dit schip veel mogen leren en ik kan mijn dankbaarheid daarvoor slechts alleen tonen door mijn ervaring zo goed mogelijk door te geven.

Het enige bezielde dat mensen kunnen scheppen is een schip.

Josef Conrad .